-
1 binding
adj. verplicht, gedwongen; dat verbindt; uitgevoerd volgens de wet; verstoppend, verstopping veroorzakend--------n. boekenkaft, kaft van een boek; sluiting; (in computers) de verbinding tussen een communicatie protokol en een netwerkaansluiting; banden op een ski om de laars te be veiligen (Sport); strip genaaid aan de rand ter versterking of als versiering van verband; het aanleggen van een verbandbinding1[ bajnding] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 band ⇒ boekband, verband2 boordsel————————binding21 bindend♦voorbeelden:the treaty is binding on all of us • het verdrag bindt ons allen -
2 knot
n. knoop ; kwastknoop; contact; uitstulping; groep; ingewikkeld probleem; zee-knoop (komt overeen met 6076 voet)--------v. knopen; verbinden; verwikkelen; in de knoop rakenknot1[ not] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ get tied (up) into knots (over) • van de kook/de kluts kwijt raken (van/over)→ Gordian knot Gordian knot/————————knot2〈 knotted〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (vast)knopen ⇒ (vast)binden, een knoop leggen in2 dichtknopen/binden -
3 barde
n. uitrusting om paarden gedeeltelijk te beschermen of als versiering -
4 centrepiece
n. meest opvallende voorwerp; versiering in centrum (zoals op tafel) geplaatstcentrepiece -
5 chou
n. (Frans) soesje gevuld met fruit of slagroom; alle soorten kool; roosvormige versiering gebruikt als decoratie op dameskleding1 soes(je) -
6 paper cuttings
papierinsnijding (ter versiering, als kunstwerk) -
7 soutache
n. galon, soutache, smalle tres in zigzagpatroon op visgraten gelijkend en als decoratieve versiering wordt gebruikt
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский